Voorbij het schone of de mediale blik aan het eind van de twintigste eeuw_ 1999 Afstudeerscriptie Marije Wolfswinkel

Woord vooraf.




De scriptie die voor u ligt gaat over de veranderende blik op de wereld in de twintigste eeuw. Bij een doctoraalscriptie moet er sprake zijn van een zelf ontwikkelde, adequate en goed beredeneerde doel- en probleemstelling, die richting geeft aan het onderzoek en het tegelijkertijd afperkt, aldus de studiegids van de opleiding kunstgeschiedenis. Omdat doel- en probleemstelling in de inleiding nogal zwak zijn, lijkt de scriptie misschien meer op een vertelling dan op een onderzoeksverslag. Toch ben ik het project begonnen met een vraag in mijn achterhoofd, namelijk: hoe kan het dat ik tijdens mijn studie steeds een gevoel van onbehagen heb gehad bij de beschouwing van kunst zoals die mij op de universiteit is geleerd? Dit was het uitgangspunt; vanuit hier ben ik begonnen met schrijven. Studeren aan de universiteit betekent volgens mij: een intellectuele blik op de fenomenen ontwikkelen. Die blik is er één met afstand, een transcendente blik misschien omdat het subject zichzelf op een tweede plaats moet stellen teneinde een analytische blik bij zichzelf te creëren die deel uit kan maken van een groter geheel: de wetenschappelijke wereld. In de kunstgeschiedenis werkt het net zo: omdat ik te maken kreeg met geschiedenis moest ik als student zoveel mogelijk afstand doen van wie ik ben en waar ik vandaan kom om een contextueel beeld te krijgen van kunst. Het is inderdaad leuk en leerzaam geweest om te zien hoe men schilderde in de Middeleeuwen, welke iconografische elementen steeds weer opdoken in de Renaissance en welke stijlelementen architecten in de postmoderne tijd gebruiken van hun voorgangers. Het mooie aan kunstgeschiedenis is dat je met een beeldentaal te maken hebt die representatief kan zijn voor een periode in de geschiedenis. Die taal vertelt over een geestestoestand van onze voorouders, en daarmee kan het subject uiteindelijk zijn eigen achtergronden beter begrijpen. Maar vragen als: kun je überhaupt afstand doen van jezelf wanneer je een kunstwerk mag aanschouwen? en in hoeverre maakt een beeldentaal deel uit van het weten? bleven in mij oprijzen. Toen ik na drie jaar studeren aan de Universiteit van Utrecht begon aan mijn eerste werkgroep aan de Universiteit van Amsterdam, werd mij gevraagd wat ik nu het mooiste gebouw vond van Amsterdam. Binnenin me slaakte een zucht van verlichting. Nooit eerder had ik dit mogen vertellen, want in de elitaire wereld der kunsthistorici heerste een soort onuitgesproken opvatting dat een kunsthistoricus geen persoonlijke mening mag uitspreken over kunst; geen gevoelsoordelen dus. Frustratie. Om een kunstwerk te waarderen moet je misschien op zijn verleden letten, of hoe het is gemaakt. Maar om een kunstwerk enigszins te begrijpen, zijn betekenis te achterhalen, moet je het geleefd hebben; in je eigen zijn toelaten en dan nog kan het begrip slechts van één kant of onduidelijk zijn. Kunst kan, naar mijn mening, niet bestaan zonder het gevoelsoordeel van zijn beschouwer. Want de iconen van Maria met kind waren in de eerste plaats objecten van aanbidding, en het museum als instelling bestaat bij de gratie van zijn bezoekers.

Ik begon mijn doctoraalfase met de specialisatie bouwkunst. Dit was omdat ik mij altijd zo subliem voelde wanneer ik een kathedraal of ander overweldigend gebouw binnentrad. Het gevoel van klein zijn en groot tegelijkertijd, wekte bij mij nieuwsgierigheid naar de makers. Maar helaas, hoe meer ik me bezig hield met hun stijlen of technieken, hoe dieper het gevoel ervoor wegzakte. Ik kwam er niet onderuit: wanneer je een methode leert om naar iets te kijken, verlies je de onbevangen blik. In het laatste jaar van mijn studie koos ik filosofische antropologie als bijvak. Het ging over de mens en zijn cultuur; de relatie tussen het subject en zijn omgeving. Filosofie boeide me; het bood me de mogelijkheid om dichter bij de fenomenen van leven te staan, op een abstracte manier. Dit moest dus ook mogelijk zijn voor de kunst. Esthetica was dan ook het volgende bijvak. Hier 'ontmoette' ik een filosoof waarin ik herkenning vond. Iemand die zei dat we het zwijgen moesten leren interpreteren; iemand die het sublieme gevoel omschreef. Het mooiste vond ik nog wel zijn gedachten over de verschillende geloofssystemen van deze tijd; die moesten volgens hem in stand gehouden worden om de rechtvaardigheid te kunnen handhaven. Hierover moest mijn scriptie gaan, alleen op deze manier kon ik mijn studie op een bevredigende manier beëindigen! Vandaar dit onderwerp, dat zichzelf omschrijft via mens en media. Houdt u bij het lezen steeds de vraag in het achterhoofd: hoe kan het dat er zoveel verschillende geloofssystemen naast elkaar bestaan in dit fin-de-siècle? Of dit verhaal het volledige antwoord geeft dat weet ik niet, maar het schrijven ervan heeft míj in ieder geval het gevoel gegeven dat ik er een stukje dichter bij ben.

Misschien laat deze scriptie een indruk achter op de hoofd- of zijwegen van de kunstgeschiedenis, ook al voldoet datgene wat ik schrijf niet aan het soort universalisme dat gebruikelijk is in de wetenschap. Sterker nog, ik ben me er van bewust dat het een fragmentarisch en uiterst subjectief geheel is wat zijn betekenis alleen kan krijgen indien u het leest en interpreteert. Ik heb in mijn verhaal, zoals van mij werd verlangd, geprobeerd toch iets mee te nemen van de intellectualistische methode: verifiëren, citeren, een notenapparaat en een bronvermelding. Ook kan ik niet ontkennen dat afstand nemen en abstraheren van waarnemingen en begrippen mij hebben geholpen bij het schrijven en het lezen van soms moeilijke stukken. Ik heb mijn inspiratie om te schrijven gevonden bij anderen. Wetenschappers, filosofen, mediatheoretici en romanschrijvers hebben mij geholpen mijn gedachten te formuleren; via hen is dit sluitstuk van mijn studie tot stand gekomen. Mijn ouders en mijn vrienden zijn mijn rotsen geweest; altijd onvoorwaardelijk en spiegelend. In het bijzonder wil ik mijn scriptiebegeleider bedanken: mijnheer Frank Reijnders, omdat hij voor mij het hart in de wetenschap heeft teruggebracht. Nooit eerder heb ik een leraar ontmoet die zo'n open blik op kunst en geschiedenis heeft, dan hij. Als laatste dank ik mijn postmoderne 'ego' Fidel, die mijn leven verrijkt door de dingen keer op keer van een andere kant te laten zien.


Weergaven: 116

Opmerking

Je moet lid zijn van Register Freelance en Zelfstandige Kunsthistorici om reacties te kunnen toevoegen!

Wordt lid van Register Freelance en Zelfstandige Kunsthistorici

© 2024   Gemaakt door Andréa A. Kroon.   Verzorgd door

Een probleem rapporteren?  |  Algemene voorwaarden