Ondernemende professionals in de kunst-, cultuur- en erfgoedsector
Welkom bij
Register Freelance en Zelfstandige Kunsthistorici
Vorig jaar werd op het congres 'De schrijvende kunsthistoricus' al gesteld dat onze beroepsgroep niet kan schrijven. Het Genootschap Onze Taal vraagt nu: 'Moeten kunstomschrijvingen helderder?'.
Vakjargon
Als kunsthistoricus vind ik het jammer dat een deel van onze beroepsgroep soms blijft steken in wetenschappelijk jargon of hoogdravende analyses, en er daardoor niet in slaagt om onderzoeksresultaten toegankelijk te maken voor een breed publiek. Natuurlijk is kunst soms moeilijk in taal te vatten. Bovendien zijn sommige publicaties niet primair gericht op een breed publiek, maar juist bestemd voor vakgenoten. Dan nog is het zinvol ze te schrijven in een taal die voor allen toegankelijk is: daarmee verbreed je de kans dat ook niet-vakgenoten er kennis van nemen. Het doel van publiceren is immers gelezen worden, zo veel mogelijk.
Onderzoekers klagen soms over uitgevers die niet voldoende in de uitgave van proefschriften en andere onderzoeksresultaten willen investeren. Wie zoekt de schuld bij zichzelf? Gebruik van jargon beperkt de verkoopbare oplage tot slechts een handjevol exemplaren voor vakgenoten. Omgerekend moet het boek de uitgever per pagina nu eenmaal meer opbrengen dan deze kost om te drukken, en de taal waarin die pagina is geschreven, bepaalt vaak de omvang van de potentiele lezersgroep. Wie zich met hand en tand verzet tegen tekstbewerking door een redacteur die spreektaal probeert te maken van het jargon, mist een kans om meer potentiele lezers te bereiken.
Draagvlak
Als onderzoeker hoop je dat het grote publiek zich (nog meer) voor kunst zal gaan interesseren en er daardoor draagvlak zal ontstaan voor (verder) onderzoek en erfgoedbehoud, wat nu eenmaal geld kost. Instellingsmedewerkers lijken soms te vergeten dat het voor voortzetting van de financiering van hun onderzoek bij musea en universiteiten cruciaal is, dat ook het grote publiek het nut ervan in ziet, dat hun onderzoek deels uit gemeenschapsgelden wordt betaald. Misschien zijn ondernemers zich daarvan meer bewust, omdat zij voortdurend te maken hebben met marktwerking en vaak betrokken zijn bij gesubsidieerde projecten. Subsidiegevers stellen niet voor niets in hun criteria, dat een gesubsidieerd kunstproject of -publicatie op een brede doelgroep gericht moet zijn. Fondsen als het Prins Bernhard Cultuurfonds mogen dan zijn opgebouwd uit particuliere donaties, ook dat is in feite weer gemeenschapsgeld.
Je kunt als kunsthistoricus bijdragen aan het gewenste draagvlak voor meer kunst, cultuur en erfgoedbehoud, door in je publicaties een brug te slaan tussen de relatief kleine wetenschappelijke wereld en de veel bredere samenleving. Zorg dat niet alleen je vakgenoten, maar ook zo veel mogelijk anderen toegang krijgt tot de resultaten van je werk. Dat is mogelijk van meer belang om de geldkraan voor onze beroepsgroep open te houden, dan een individuele auteur zich tijdens het schrijven realiseert.
Sla een brug
Om de genoemde brug te slaan is toegankelijk taalgebruik een eerste vereiste. Maar toegankelijkheid zit ook in andere kleine dingen: ga niet van voorkennis bij de lezer uit, vermeld de geboorte- en sterfdatum van Van Gogh en andere kunstenaars, leg termen als Art Deco even tussen haakjes uit - juist niet in een voetnoot. Ook al voelt het als de vierhonderste keer en weten je vakgenoten dat allang, niet iedere lezer die je boek oppakt, heeft die kennis paraat. Zorg dat een jonge of oude lezer, die misschien voor het eerst een kunstboek doorbladert, niet na de eerste pagina weer afhaakt. Wijs de lezer niet af, maar wijd hem in! En praat dan bij de eerstvolgende vakborrel weer naar hartelust in jargon.
Opmerking
© 2024 Gemaakt door Andréa A. Kroon. Verzorgd door
Je moet lid zijn van Register Freelance en Zelfstandige Kunsthistorici om reacties te kunnen toevoegen!
Wordt lid van Register Freelance en Zelfstandige Kunsthistorici